Met zoveel watervallen om uit te kiezen is het lastig om er één tot de mooiste uit te roepen. Het is ook maar net wat je mooi vindt aan een waterval. Maar dat de Múlafossur waterval, bij Gásadalur, behoort tot één van de mooiste dat mag wel duidelijk zijn. Voor ons is dit ook echt de mooiste. Niet door de grote hoeveelheid water of het geweld dat daarmee gepaard gaat. Juist het subtiele stroompje in een landschap waar je mond van open valt. Wat de waterval uniek maakt, is dat hij direct de oceaan invalt en met nestende papegaaiduikers is het plaatje compleet.
Sinds 2004 is het dorp, gelegen op het puntje van het eiland Vágar, te bereiken via een tunnel. Voor die tijd kon je er alleen te voet of sinds 1983 per helikopter komen. Er wordt gezegd dat de postbode de wandelroute van vier á vijf kilometer dagelijks maakte. Deze route is er nog steeds maar wordt nu alleen nog door een enkele toerist gelopen. Velen maken gebruik van de nieuwe tunnel. Net uit de tunnel zie je Gásadalur direct liggen in het dal. Met net daarvoor een riviertje dat stroomt tot aan de rand van de klif. Hier valt het water vanaf een hoogte van ongeveer 35 meter direct de oceaan in.
Ons eigenlijke plan om de tunnel niet te gebruiken maar de oude wandelroute te lopen wordt beperkt door de tijd. Omdat we die ochtend al een hike hebben gelopen naar de andere waterval die uitkomt in de oceaan is het niet haalbaar nog eens tien kilometer te wandelen. Op de route naar Gásadalur komen we langs Bøur, een klein schattig dorpje dat één van de weinige is met een strand. Het is geen parelwit zandstrand, eerder het tegenovergestelde. Zwart. De daken van het merendeel van de huizen zijn schitterend begroeid met gras en in de zon is het de ideale plek voor een verlate lunch.