Tot onze verbazing horen we vaak dat mensen alleen het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland willen aandoen tijdens hun reis of vakantie. Gek, want waarom in meer dan een dag helemaal naar de andere kant van de wereld vliegen om vervolgens maar één van de twee eilanden te zien? Beide eilanden zijn zo verschillend en dat is nou juist het mooie aan Nieuw-Zeeland. De diversiteit. Het ruige Zuidereiland met ontzettend veel wildlife, terwijl het Noordereiland de plekjes heeft om te genieten van tropische temperaturen op schitterende stranden, en oh ja ook nog eens een overvloed aan geothermische wonderen heeft.
Je moet het ook zeker niet overslaan, op het Zuidereiland zie je de ruigheid waar Nieuw-Zeeland om bekend staat. Met de alpen van het zuiderlijk halfrond als voornaamste trekpleister zie je hier waar de natuur allemaal toe in staat is. Van epische gletsjers, tussen het regenwoud door, tot mythische bergen altijd bedekt onder een flink pak sneeuw. Dat allemaal wordt natuurlijk aangevuld met een overvloed aan stranden, vooral zwarte- en kiezelstranden. Waar het Zuidereiland vooral in uitblinkt, is de overvloed aan wildlife. Je vindt hier de meest unieke dieren, van zeehonden en zeeleeuwen tot de schattigste pinguïns en de grootste zeedieren ter wereld. Ja het Zuidereiland is een wildlife paradijs met bossen waar je met gemak jaren in kunt overleven.
En wil je het dan nog iets ruiger hebben, laat de adrenaline door je lichaam gieren in één van de meest unieke attracties. Hier is het bungeejumpen uitgevonden en verder doorontwikkeld. Maar er zijn veel meer lijpe dingen bedacht om je hart sneller te laten kloppen. Kortom het Zuidereiland is vet, en je moet het gezien hebben. Maar het Noordereiland heeft net zoveel te bieden.